Elfstedentocht 1997

Op 4 januari was het 25 jaar geleden dat de laatste elfstedentocht in Fryslân werd verreden. Vanuit Surhuizum deden er 7 mannen mee aan deze barre tocht. Harmen Scheepsma ging destijds, daags na afloop van de tocht, bij ze langs en vertouwden hun verhaal toe aan het papier in onderstaand artikel.

Ridders in de Orde van het Zilveren Kruis

Over de Friese elfstedentocht wordt in ons land en zelfs ver daarbuiten, niet anders dan in superlatieven gesproken. Zeker niet na de laatste tocht der tochten die onder moeilijke onstandigheden verreden werd. Alles eraan is even geweldig. Of het nu om de organisatie, de rijders, of om het publiek gaat, iedereen krijgt de volle, welverdiende lof toegezwaaid. Ook een aantal Surhuizumers heeft aan deze barre tocht deelgenomen die wij met wat extra aandacht uit de anonimiteit willen halen. Zeven mannen zijn het, ieder met zijn eigen verhaal.

Voor Meint Beukema van it Mienskar was het de eerste keer dat hij de gelegenheid kreeg om mee te doen. Maar zeker niet onvoorbereid, want wie hem kent, weet, dat hij zich het hele jaar door bezighoudt met skeeleren en trainingen op de fiets. Op marathonschaatswedstrijden bereidt hij zich o.a. voor op de kunstijsbaan Kardinge in Groningen. Zijn prestaties waren deze winter zelfs zo goed dat hij als nummer één van het gewest Groningen als veteraan (43 jaar) mee mocht doen met het Nederlands Kampioenschap in Ankeveen.
Zijn elfstedentochtavontuur begon ’s morgens om 9.25 uur. Samen met zijn trainingsmaat Geert Kruims stormde hij na twee kilometer hardlopen het ijs op om in de recordtijd van negen uren en drie kwartier te finishen. “Wy ha hast oars net dien as tegearre groepen riders ynhelje”, vertelt hij, “Al dy geweldige minsken rôpen ús, by wize fan sprekken, nei de folgjende stêd ta.
Yn Dokkum makken wy de moaiste ûntfangst mei. De grize gong my oer de grauwe doe’t wy út’e stikdonkere nacht wei op dat grutte feest tarieden. Doe kamen yndied de emoasjes los.”

Voor de elf jaar oudere Pieter Boersma van it Súd was het de vierde keer dat hij mee reed. De zeer zware tocht van 1963 herinnert hij zich nog als de dag van gisteren. Maar ook deze tocht was zeker niet gemakkelijk. De harde noordoostenwind maakte normaal schaatsen vrijwel onmogelijk. De tochten van 1985 en 1986 waren echt niet met de laatste te vergelijken. Een goede voorbereiding is volgens Pieter noodzakelijk. Door de vele lange-afstands-schaatstochten vooraf, was hij dan ook goed getraind. “Sa gau as der natoeriis is, kriget de alvestêdekoarts my te pakken”, bekent hij.
Hoewel hij om 9.30 uur mocht starten was hij om half zes reeds aanwezig. Zodoende was hij ook vooraan te vinden toen weer duizend man tegelijk werden losgelaten. Het eerste gedeelte legde hij, voor de wind, helemaal alleen af. Ploegmaten werden pas later belangrijk als er tegen de wind in geworsteld moest worden. Pieter heeft daar goeie herinneringen aan overgehouden, want met steeds wisselende ploegen nam iedereen op zijn beurt de kop. Ook het publiek vond hij geweldig. Door de eigen reclame op z’n schaatspak werd hij zelfs hier en daar herkend. Na Franeker, in het donker, bewees een meegebrachte lamp goede diensten, maar door de vele scheuren moest er heel geconcentreerd worden geschaatst. Om circa 22.00 uur komt Pieter nog behoorlijk fit over de eindstreep. Zijn reactie? “It wie in geweldige ûnderfining dy’t ik amper ûnder wurden bringe kin.”

Voor de 45-jarige Rienk Couperus van it Noard, was het de derde keer dat hij zich aan de start meldde. Zijn vrouw Hilly had hem vooraf al een zware tocht voorspeld toen ze ’s nachts de storm op de ramen had horen beuken. “Oan myn tarieding haw ik net folle dwaan kind”, zegt Rienk, “Simmers mean ik it gers wat om’e doar en krekt hjirfoar haw ik op’e Alde Feanen in 50 km tochtsje makke.” Om dan maar niet te gaan is echt geen seconde in hem opgekomen. Vooraf was er vooral het gezellige telefonische contact met zijn zwagers, die ook mee zouden doen, om maar de best mogelijke voorbereidingen te treffen. ’s Morgens half vier stond hij op om een uur later de trein te kunnen nemen. Samen met Anne Spoelstra.
Toch besloten zij om elk afzonderlijk te schaatsen. Met z’n forse postuur ondervond Rienk veel voordeel van de harde wind. Met een gemakkelijke, lange slag was hij in een mum van tijd in Stavoren. Om vandaar tot Bolsward te ondervinden dat de elementen vrijspel kregen op z’n tamelijk rechte houding. “Ik ha deis sittend wurk”, vertelt hij, “en de fereaske djippe sit falt mei in púntsje mear dan net ta. Sis mar, dat ik it hiele ein omheech nei it noarden kopwurk dien ha.” Na in Bolsward een tijdje rust en een consumptie te hebben genoten voeldoe hij zich weer voldoende fit. Moeilijk werd het toen het begon te donkeren. Op de Blikvaart, vol met scheuren, was de baan amper breed genoeg om een goede slag te kunnen maken. Maar ook Rienk ondervond dat het enthousiaste publiek hem van stad naar stad juichte. “Net wer te ferheljen is it, hoe’t wy út it tsjuster wei op it prachtich ferljochte Dokkum tarieden. Foar my wie it in Arena gelyk”, zegt Rienk. De eindstreep was daarna, ondanks het donker en de vele uitvallers die ook op het laatste gedeelte nog vielen, snel bereikt. Voor hem was het een onvergetelijke 14 uur durende tocht geworden.

Ook de 46-jarige Hielke Klaver van de Schuurmanswei verscheen voor de derde keer aan de start. Van hem is bekend dat hij over een uitstekende techniek beschikt en een prima conditie. Als er geploeterd moet worden op slechte ijs is Hielke doorgaans in de kopgroep te vinden. Toch had hij liever voor deze grote dag nog enkele tochtjes meer gemaakt, want dat er deze keer meer gevraagd zou worden dan bij de twee voorgaande, was voor hem duidelijk. De Groninger kunstijsbaan is ook voor Hielke de aangewezen plek om z’n conditietraining te beginnen en waar hij samen met Pieter Loonstra menig rondje draait.
Zijn start uit Leeuwarden was ’s morgens om 9.00 uur. “Wat foarâl fan belang is”, zegt Hielke, “is it eigen tempo. Dêrom haw ik ek besletten om alhiel allinne de tocht te riden.” Ruim vijf uren later, om 14.11 uur, had hij in Bolsward de helft erop zitten. “Oars wie it noch wol sa dat der in protte minsken op it iis kamen, mar dêr is no, mei de ME derby, gjin sprake fan. Boppedat wiene dy ME-ers faakgenôch sels de gangmakkers fan ’e feesten.”
Onderweg probeerde hij steeds opnieuw bij een groep aan te sluiten die qua tempo bij hem paste. Altijd bereid om op zijn beurt de kop te nemen. Als hij om 21.05 uur over de eindstreep gaat heeft hij nog reserve over. Terug in het FEC, op zoek naar schoeisel in de grote schoenenberg, kiest hij een paar klompen, die naar later blijkt van zijn neef afkomstig zijn die hij notabene onderweg in Balk nog gesproken had. “Dizze dei hie’k net graach misse wollen”, besluit hij, “en dy klompen, al sit yn’e iene ek in gat as in ko, dy bring ik werom.”

Pieter Loonstra van de Loanekampen deed een heel andere ervaring op. Met zijn 49 jaar was het ook voor hem de derde elfstedentocht. Hoewel hij zich zeer intensief op de grote tocht had voorbereid, had hij op de vierde januari gewoon zijn dag niet. Meteen bij de start om 8.45 uur plaagde zijn pijnlijke rug hem zodanig dat alleen een diepe zit mogelijk was. Daardoor kon hij zelfs van de harde wind in de rug, op het eerste gedeelte, onvoldoende profijt trekken. Toch bracht hij het op karakter nog tot Franeker. Zijn vrouw Tineke stond daar op een afgesproken plaats met de auto om hem eventueel van nieuw voedsel te voorzien. “Doe’t ik har seach”, vertelt hij, “wist ik wol wis dat ik ôfstappe moast. Mar freegje net hoe swier oft it is om ta dy beslissing komme te moaten. Ferjit net dat ik der eins wol tsien jier nei talibbe ha, lyk as elke oare dielnimmer. Jonge, jonge noch ta, wat fûn ik dat sneu foar mysels, foarâl doe’t in dei letter de werklikheid goed ta my troch drong.”
Dat het met zijn conditie wel goed zat, bewees Pieter enkele dagen later, toen hij “fluitend” de elfmerentocht meereed. Het laat alleen wel zien dat voor een schaatstocht van kaliber, topconditie en een flinke dosis geluk om bijvoorbeeld in het donker niet in een scheur terecht te komen, noodzakelijk zijn. Onze waardering voor Pieter z’n prestatie is er zeker niet minder om.

Willem van Santen is als 35-jarige de jonge hond van het gezelschap. Als voetballiefhebber beschikt hij over een goede basistraining. Komen daar dan nog enkele tochten op natuurijs bij, dan moet het kunnen volgens Willem. “Gewoan dwaan, krekt as oars, dat is it bêste.” Daarom ook dronk hij aan de vooravond van de elfstedentocht met zijn buurman nog een pilsje.
Wel had hij op diezelfde dag, toen hij nog even naar Zoudkamp was geweest, al vastgesteld dat het een zwaar karwei zou worden. Om kwart voor tien werd hij uit de kooi losgelaten, rijden op een schema dat hij van tevoren voor zichzelf had opgesteld. Tot Stavoren, voor de wind, ging alles van een leien dakje. Willem deed daarna, bij steeds wisselende groepjes, de ervaring op dat niet iedereen van harte z’n kopfunctie verrichtte. Voor Bolsward nam hij er even de tijd voor om weer wat op adem te komen. Z’n benen begonnen n.l. wat “vast te zitten”. Dat was er ook de oorzaak van dat hij drie kwartier later op de plek arriveerde, die hij met zijn zuster Ineke, die in Witmarsum woont, had afgesproken. Zij had een lekkere pot snert voor hem meegebracht, waar hij zó van opknapte dat hij de tocht wel weer aankon.
“Evenredich trochride en net te hurd wolle”, oordeelt hij. Om 17.15 uur, toen het al knap donkerde, kwam hij in Franeker aan. Het gedeelte van Franeker tot Bartlehiem, waar hij vier uur over heeft gedaan, ervoer Willem als verschrikkelijk zwaar. Gelukkig was er het publiek dat, zelf de kou trotserend, iedereen aanmoedigde. “Ik fûn it ek geweldich”, zegt hij, “dat der safolle minsken mei auto’s en trekkers probearren de baan te verljochtsjen. En dan dy ûntfangst yn Dokkum. Geweldich!” Willem is dan op bekend terrein en gunt zich de tijd om weer even op verhaal te komen. Het laatste gedeelte legt hij in ruim een uur af zodat hij om 23.05 uur over de eindstreep gaat. Alie, z’n vrouw, is net een paar minuten te laat om daar getuige van te zijn. Ook in het FEC komen ze elkaar niet tegen. In Grou, bij een zus van Alie, zie ze elkaar terug om pas half vier in de nacht terug te zijn in Surhuizum. Over z’n elfstedentocht van dertien uur is Willem best tevreden.

De 41-jarige potentieel deelnemer Anne Spoelstra van de Schuurmanswei is de zevende en laatste in deze rij. Hij vindt van zichzelf dat hij wat te weining heeft kunnen trainen. Vooral ook omdat hij juist van te voren nog een penecilinelkuur nodig had om een opkomende ziekte te onderdrukken. Al vroeg, (7.10 uur) en in het donker, ging hij van start. Samen met Rienk die meteen veel meer snelheid maakte. “Ik moast noch myn slach wat sykje”, legt hij uit, “en boppedat woe ik, foar de wyn, myn krachten wat sparje.” Als hij in Sloten moet stempelen is daar ook ineens een fotograaf van de Gasunie, waar Anne werkzaam is, om een foto voor het personeelsblad te maken. Tot aan Stavoren zijn er geen moeilijkheden. Die beginnen pas te komen als die potdichte tegenwind bedwongen moet worden. Als hij om kwart voor één in Bolsward aankomt, zit de helft erop. Per zaktelefoon neemt hij contact op met z’n vrouw Dineke, die hem ongetwijfeld moed zal hebben ingesproken voor de resterende 100 km.
“Belangrijk is”, zegt Anne, “om op ’e tiid wat drinken te nimmen.” Gelukkig is daar onderweg gelegenheid genoeg voor. Ook over voldoende voedsel hoefde hij zich geen zorgen te maken gezien de grote tenten onderweg van Heinz en Unox met snert en soep. Naar Franeker toe begint de tocht voor Anne heel zwaar te worden, maar de ontvangst daar, was overweldigend. Met misschien wel tien van die hoempa-orkesten die de rijders almaar nieuwe moed inbliezen. Het lukt hem net om voor het donker de riskante Blikvaart te passeren bij Oude Leie. Maar dan is het net of hij steeds minder zicht krijgt. Als hij heeft vastgesteld dat hij geen last van een beslagen bril heeft weet hij zeker dat het zijn ogen zijn die bevroren raken. Toch moet hij dan nog een afstand van circa 40 km afleggen. Als hij onder die extra moeilijke omstandigheden om half acht in Dokkum aankomt geniet hij intens van de ontvangst van het publiek. “It wie krekt oft se my as wrâldkampioen ynhellen”, zegt hij. Het laatste gedeelte is het voor hem noodzakelijk om zich bij een voor hem rijdende troep aan te sluiten omdat hij niets meer duidelijk kan onderscheiden. Vooral na Aldtsjerk spelen de felle lampen hem zodanig parten dat hij tot tweemaal toe in de rietkragen beland. Maar als hij om negen uur op de Bonke aankomt, omschrijft hij zijn elfstedentocht met: “Yn ien wurd, prachtich”;

Hoe of ieder van onze rijders deze monstertocht ook mag hebben ervaren, wij nemen er ons petje voor af en noemen het een “bjusterbaarlike prestaasje”.

Dit artikel verscheen eerder in de Grutte Gelf van 4 februari 1997.